Dag tegen de mensenhandel
18 oktober is door de Europese Commissie uitgeroepen tot Anti-Mensenhandeldag. Op deze datum zal ook in Nederland extra aandacht worden besteed aan de bestrijding van mensenhandel.
Tekst uitgesproken door de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, op een persconferentie in het kader van de campagne ‘Mensen zijn geen handelswaar’, op de eerste Europese dag tegen Mensenhandel, 18 oktober 2007.
Mevrouw de Staatssecretaris, dames en heren:
U, mevrouw Albayrak, hebt zojuist van de hier aanwezige NGO’s een statement in ontvangst genomen over de rechten van slachtoffers van mensenhandel in Nederland.
De door de EU uitgeroepen dag tegen de mensenhandel is een dag die jaarlijks terug zal komen en hoewel navrant dat dit anno 2007 nodig is, betekent het ook een uitgelezen moment om bij verschillende facetten die bij mensenhandel een rol spelen stil te staan.
Internationaal zijn de afgelopen jaren vele afspraken gemaakt over de aanpak van mensenhandel, zoals in het Palermo Protocol van de VN, het EU kaderbesluit en het verdrag van de Raad van Europa. Dit laatste verdrag, dat de mensenhandelproblematiek heel duidelijk in een mensenrechtelijk perspectief plaatst, moet door Nederland nog geratificeerd worden. Maar internationaal ligt nu de focus vooral op de uitvoering van gemaakte afspraken.
Mensenhandel in Nederland speelt zich af binnen onze grenzen en als grensoverschrijdend fenomeen. Het draait om extreme uitbuiting, niet alleen in de seksindustrie, maar ook in andere sectoren. Mensenhandel is een ernstige schending van mensenrechten.
En wat voor alle rechten geldt, geldt voor mensenrechten des te meer: de essentie ligt in de bescherming die de overheid daadwerkelijk biedt tegen inbreuken op die rechten. Voor mensenhandel betekent dit dat preventie en opsporing en vervolging hoge prioriteit verdienen. Het betekent ook dat bij de berechting in mensenhandelzaken artikel 4 van het Europees verdrag van de rechten van de mens in acht genomen wordt: niemand mag in slavernij of dienstbaarheid worden gehouden. En het betekent dat slachtoffers vanuit het mensenrechtelijk perspectief moeten worden benaderd, vanaf het moment dat zij als mogelijk slachtoffer zijn geïdentificeerd. De positie van het slachtoffer blijft mij een punt van aanhoudende zorg.
Mevrouw de Staatssecretaris, ik heb vanmorgen met veel genoegen gelezen dat u de verblijfsrechtelijke regeling voor buitenlandse slachtoffers hebt versoepeld in die zin dat de aangifte plicht uit de B9 regeling komt te vervallen. U volgt hiermee mijn aanbeveling in de vijfde rapportage van die strekking.
Maar ik wil ook graag een eerdere aanbeveling, reeds daterend uit de derde rapportage onder uw aandacht brengen, namelijk de aanbeveling om opvang en hulpverlening niet uitsluitend beschikbaar te maken voor slachtoffers die meewerken aan vervolging dan wel dit overwegen. Hoewel een min of meer formele beoordeling van slachtofferschap gewenst blijft, zijn er slachtoffers over wier slachtofferschap niet of nauwelijks twijfel bestaat, terwijl zij zelfs geen gebruik durven te maken van de bedenktijd. Te denken valt aan slachtoffers die door de politie zijn aangetroffen en hoog scoren op de door de politie gehanteerde lijst van signalen.
Ook het verdrag van de Raad van Europa bepaalt dat staten moeten zorgen dat hulp aan slachtoffers niet afhankelijk wordt gemaakt van de bereidheid als getuige op te treden.
In de positie van het slachtoffer in en rond het strafproces valt ook nog heel wat te verbeteren. Zo is het bijvoorbeeld voor het slachtoffer nog altijd moeilijk genoegdoening te krijgen voor geleden (im)materiële schade. Ook kan het voorkomen dat een mogelijk slachtoffer, ondanks haar medewerking aan de opsporing en vervolging en een B9-status, bestraft wordt voor strafbare werkzaamheden die zij voor de vermoedelijke mensenhandelaren heeft verricht. Ik ben dan ook voornemens om naar de positie van het slachtoffer, met name in het strafproces en op het gebied van schadevergoeding nader onderzoek te verrichten.
Mensenhandel is een wereldwijd probleem van vaak grensoverschrijdende al dan niet georganiseerde criminaliteit, waarbij op flagrante wijze mensenrechten worden geschonden van hen die op zoek zijn naar een beter leven. Internationaal moet er daarom aandacht zijn en blijven voor de macrofactoren die bron en voedingsbodem vormen voor grensoverschrijdende mensenhandel, zoals armoede, corruptie en discriminatie van vrouwen. Maar ook in Nederland worden slachtoffers gezocht en gevonden onder de zwakkeren in de samenleving. En hun rechten moeten worden beschermd. Het verdrag van de Raad van Europa maakt hierin geen onderscheid tussen slachtoffers met en zonder verblijfsvergunning.
Niet alleen op Europees niveau, maar ook in Nederland zou de focus moeten liggen op een krachtigere aanpak van mensenhandel in de uitvoerende sfeer. Dit is dan ook de rode draad in de door mij in de Vijfde rapportage mensenhandel gedane aanbevelingen: het in praktijk brengen van wat al op papier voor de aanpak van mensenhandel is gerealiseerd.
Ik heb daartoe ook aanbevolen een Taskforce in het leven te roepen waarin alle relevante ketenpartners vertegenwoordigd zijn om daarbij een stimulerende en faciliterende rol te spelen. En dan heb ik het niet alleen over de politie, justitie en de betrokken ministeries, maar ik heb het daarbij ook nadrukkelijk over een vertegenwoordiging vanuit de NGO’s. En ook nu haak ik weer aan bij het verdrag van de Raad van Europa, en wel bij artikel 12:
“Iedere partij neemt waar nodig maatregelen, onder de in haar nationaal recht omschreven voorwaarden, om samen te werken met niet-gouvernementele organisaties, andere relevante organisaties of andere geledingen van het maatschappelijk middenveld die zich bezighouden met bijstand aan slachtoffers.”
Die samenwerking moet zich naar mijn mening uitstrekken tot samenwerking in een Taskforce.
Terug naar het u aangeboden statement. Op deze eerste EU mensenhandeldag staan de slachtoffers centraal en dat is ook terecht. Want zij zijn het die bij dit zeer ernstige misdrijf gebruikt worden als wegwerpmensen, als gebruiksvoorwerpen waar geen zorg of aandacht aan hoeft te worden besteed. Laten wij ons er dan zo veel mogelijk voor inspannen dat slachtoffers zich niet opnieuw ‘gebruikt’ voelen, nadat zij de stap hebben durven zetten om over hun uitbuitingservaring te vertellen.