Artikel: Het slachtoffer van seksueel geweld verklaar(d)(t)

In haar rapport Op Goede Grond constateert de Nationaal Rapporteur dat de drempel tot het doen van aangifte van seksueel geweld tegen kinderen hoog is. Een van de factoren die hierbij een rol lijkt te spelen is het feit dat politie en Openbaar Ministerie relatief veel nadruk leggen op onjuiste aangiftes. In het artikel ‘Het slachtoffer van seksueel geweld verklaar(d)(t)’ diepen onderzoekers werkzaam bij de Nationaal Rapporteur dit punt verder uit. In dit artikel worden kenmerken van aangiften door tienermeisjes die volgens rechercheurs duiden op een onjuiste verklaring, geëvalueerd. De auteurs concluderen dat de meeste hiervan in werkelijkheid geen indicatie hoeven te vormen van onjuistheid van de verklaring. Dit betekent dat de verklaring moet worden onderzocht voor conclusies kunnen worden getrokken over de waarheidsgetrouwheid ervan.

Met het oog op de waarheidsvinding in het strafproces proberen rechercheurs uit meldingen en aangiften de bewust onjuiste (valse) of onbewust onjuiste meldingen of aangiften te herkennen en te voorkomen. In lijn met de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik leggen zij veel nadruk op mogelijke onjuiste aangiften als het gaat om verklaringen over seksueel misbruik. Uit onderzoek blijkt dat rechercheurs meisjes tussen de 12 en 18 als risicovolle groep zien als het gaat om het doen van valse aangifte van seksueel misbruik. Van Wijk en Nieuwenhuis hebben door middel van interviews met Nederlandse rechercheurs onderzocht op basis van welke kenmerken zij twijfelen over de juistheid van de aangifte van tienermeisjes. De auteurs van het artikel zetten deze kenmerken af tegen misvattingen over seksueel geweld tegen kinderen die in internationale literatuur zijn geïdentificeerd en tegen gevolgen van seksueel geweld die (de bereidheid tot het doen van) een melding of aangifte kunnen beïnvloeden.

Veronderstelde kenmerken die berusten op misvatting

Drie van de door de rechercheurs genoemde indicatoren van een onjuiste aangifte komen overeen met misvattingen die al in de wetenschappelijke literatuur zijn blootgelegd. Zo wordt het vertragen van het proces van aangifte gezien als kenmerk van een onjuiste aangifte terwijl bekend is dat slachtoffers van seksueel geweld vaak lang twijfelen voor zij naar de politie stappen, als ze dat al doen. Ook de aanname dat een inconsistente verklaring een kenmerk is van een onjuiste aangifte, is in de literatuur weerlegd. Ten slotte is ook empirisch weerlegd dat een lichamelijk onderzoek het seksueel geweld bijna altijd zou kunnen aantonen: seksueel misbruik laat vaak geen sporen na, en als er al sporen zijn, verdwijnen zij zeer snel. Op basis van deze drie kenmerken kan dus niet geconcludeerd worden dat een aangifte onjuist is.

Veronderstelde kenmerken die passen bij gevolgen van seksueel geweld

Een substantieel deel van de slachtoffers van seksueel geweld krijgt te maken met een posttraumatische stressstoornis (PTSS). PTSS uit zich in symptomen die invloed kunnen hebben op de manier waarop het slachtoffer bij de politie verklaart. Zo kunnen indringende herinneringen, flashbacks en herbelevingen van het misbruik bij het slachtoffer sterke psychische reacties teweegbrengen. Een slachtoffer kan bijvoorbeeld heel emotioneel reageren op vragen van een rechercheur. Aan de andere kant kan het slachtoffer juist numbness (verdoving) vertonen, doordat de emotie wordt afgestompt bij prikkels gerelateerd aan het misbruik. Als emoties niet passen bij een verklaring hoeft dit dus niet te betekenen dat de verklaring wellicht onjuist is – zoals dit door de onderzochte rechercheurs lijkt te worden geïnterpreteerd – maar kan dit een gevolg zijn van PTSS.

Geen aannames doen over onjuistheid aangifte zonder empirische onderbouwing

De auteurs betogen dat geen aannames moeten worden gedaan over het waarheidsgehalte van een verklaring zolang empirische onderbouwing voor kenmerken van onjuistheid van een verklaring ontbreekt. Dat betekent dat een verklaring zal moeten worden onderzocht voordat conclusies kunnen worden getrokken over de waarheidsgetrouwheid ervan.

Drempel voor opsporingsonderzoek moet naar beneden

Met het oog op de waarheidsvinding is het van belang dat slachtoffers zo min mogelijk worden belemmerd bij het doen van aangifte. Een eerste belangrijke stap hiervoor is het aanpassen van de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik. Zolang in deze Aanwijzing veel nadruk blijft liggen op onjuiste aangiftes is het verlagen van de drempel tot het doen van aangifte nog ver buiten handbereik.

Het artikel van Bosma, Van Krimpen en Menenti verscheen op 27 januari 2015 in het tijdschrift Delikt en Delinkwent: