Verblijfsregeling voor kwetsbaarste slachtoffers mensenhandel slechts weinig gebruikt

Er wordt maar weinig gebruik gemaakt van het ‘schrijnend pad’: een procedure die de meest kwetsbare slachtoffers van mensenhandel de mogelijkheid biedt om een (tijdelijke) verblijfsvergunning te krijgen, zonder aangifte te doen. Uit onderzoek blijkt dat slechts een handvol slachtoffers over de periode 2010 - 2013 een aanvraag voor het schrijnend pad heeft ingediend. Onbekendheid met de regeling bij advocatuur, politie en hulpverlening lijkt hiervan de oorzaak te zijn.

Niet alle slachtoffers van mensenhandel zonder verblijfrecht zijn in staat om na de gebruikelijke drie maanden bedenktijd aangifte te doen. Voor deze groep is in 2010 naast het standaard pad het schrijnend pad gecreëerd. Slachtoffers komen voor dit laatste pad in aanmerking wanneer ze een verklaring van slachtofferschap van de politie kunnen overleggen, vergezeld van een verklaring van de politie dat er sprake is van ernstige dreiging of van een verklaring van een arts waaruit blijkt dat het slachtoffer geen aangifte kan doen wegens medische of psychische problemen. Het slachtoffer komt dan in aanmerking voor een verblijfsvergunning van één jaar. In dat jaar kan het slachtoffer worden behandeld en kan gewerkt worden aan het verminderen van de dreiging vanuit de mensenhandelaar. Dit komt ten goede aan zowel het slachtoffer als de opsporing van de mensenhandelaren.

Uit de dossieranalyse blijkt dat in de eerste drie jaar sinds de invoering van deze speciale procedure nog geen tien aanvragen zijn ingediend. Die aanvragen werden door de IND alle ingewilligd. Ook blijkt dat het in alle gevallen de IND zelf was die de politie of het slachtoffer wees op de mogelijkheid om een aanvraag schrijnend pad in te dienen. De oorzaak van het beperkte gebruik van de regeling lijkt dan ook te zijn dat de advocatuur, de politie en de hulpverlening nog onvoldoende bekend zijn met de procedure en de uitvoering ervan in de praktijk. Met het artikel hoopt de Nationaal Rapporteur de bekendheid van het schrijnend pad te vergroten.

In het artikel worden ook drie suggesties gedaan om het schrijnend pad beter toe te spitsen op slachtoffers: Ten eerste door het invoeren van een multidisciplinaire screening van de slachtoffers tijdens de bedenktijd om vast te stellen of medische of psychische problemen ofwel ernstige dreiging in de weg staan aan het doen van aangifte. Ten tweede door het formeel inbedden van de slachtofferverklaring in de bestaande werkwijzen van de rechercheurs die werken met slachtoffers van mensenhandel. Ten derde liggen er mogelijkheden om de bescherming van de meest kwetsbare slachtoffers én de opsporing van mensenhandelaren te verbeteren door het schrijnend pad beter te verbinden aan het standaard pad.

Het artikel ‘Verkenning van het schrijnend pad’ van F. Noteboom en C.E. Dettmeijer-Vermeulen verscheen in het tijdschrift Asiel&Migrantenrecht. Het volledige artikel is te downloaden via onderstaande link. Copyright: Asiel&Migrantenrecht