Arrest L.E. versus Griekenland: positieve verplichtingen van staten bij mensenhandel

In een recent arrest geeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) meer duidelijkheid over de maatregelen die het hof verwacht van staten op het gebied van de bescherming van slachtoffers en opsporingsonderzoeken naar mensenhandel. Het hof komt in het arrest tot de slotsom dat Griekenland in de onderliggende casus het verbod op slavernij heeft geschonden. Onderzoeker Floor Hol schreef er deze maand een annotatie over in het vakblad European Human Rights Cases.

In de zaak ging het om een Nigeriaanse vrouw die klaagde dat zij pas negen maanden na zich bij de Griekse autoriteiten te hebben gemeld officieel als slachtoffer werd erkend. De vrouw werd onder valse voorwendselen naar Griekenland gelokt waar zij al die tijd illegaal verbleef. Ook bouwde ze bij haar ronselaars een schuld op van 40.000 euro. Het hof oordeelt dat Griekenland zijn verplichtingen op basis van het slavernijverbod in artikel 4 EVRM heeft geschonden. De termijn van negen maanden was ten eerste onredelijk lang. Bovendien zorgde de lange duur ervoor dat Griekenland niet de juiste maatregelen kon nemen om het slachtoffer te beschermen. Ook het opsporingsonderzoek schoot volgens het hof tekort.

Annotatie

In de annotatie die onderzoeker Floor Hol schreef wordt ingegaan op de vragen die de overwegingen van het Hof oproepen rondom de verplichtingen die staten hebben in het kader van de bestrijding van mensenhandel. In het Rantsev-arrest uit 2010 heeft het hof al eerder een uitgebreide set aan verplichtingen opgenomen, waarbij de preventie en vervolging van mensenhandel voorop stonden evenals het beschermen van slachtoffers. Hol observeert in haar annotatie dat het hof in deze zaak niet verder lijkt te gaan dan de verplichtingen die zijn opgenomen in het Rantsev-arrest. Wel biedt het nieuwe arrest meer inzicht in de vraag waaraan de wet- en regelgeving en het beleid van staten precies moet voldoen.

Meer informatie

F.M. Hol, annotatie bij: EHRM 21 januari 2016, 71545/12, EHRC 2016/112 (L.E./Griekenland).