Slachtoffers van kinderpornografie moeten hun recht op schadevergoeding kunnen realiseren
Slachtoffers van kinderpornografie hebben recht op schadevergoeding van daders die dit materiaal bezitten, waar ook ter wereld slachtoffers of daders zich bevinden. Dit stelde Nationaal Rapporteur Corinne Dettmeijer in haar toespraak afgelopen donderdag op de 34e bijeenkomst van de INTERPOL Specialists Group on Crimes against Children in Lyon en in haar bijdrage aan het boek ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het Internationaal Kinderrechtenverdrag. ‘De eerste stap om gebruik te kunnen maken van het recht tot het vorderen van schadevergoeding is dat slachtoffers actief op de hoogte worden gesteld wanneer beelden van hen opduiken in een strafzaak.’
Slachtoffers van kinderpornografie zijn in de eerste plaats vaak slachtoffer van seksueel misbruik. Het slachtofferschap heeft echter nog een tweede dimensie: de wetenschap dat anderen naar de beelden kunnen kijken kan grote psychische schade met zich meebrengen. In strafzaken ter zake bezit van kinderpornografie wordt nu zelden een schadevergoeding gevorderd door voor de dader onbekende slachtoffers die op de afbeeldingen staan. Dit heeft er waarschijnlijk mee te maken dat slachtoffers van kinderpornografie niet automatisch op de hoogte worden gesteld wanneer hun misbruikmateriaal wederom opduikt in een strafrechtelijk onderzoek. Wanneer een slachtoffer hier geen weet van heeft, kan een slachtoffer ook geen schadevergoeding vorderen.
Keuze moet bij het slachtoffer liggen
De minister van Veiligheid en Justitie beantwoordde over dit onderwerp vorige week schriftelijke Kamervragen van Kamerlid Helder (PVV). Hierin stelt hij weliswaar dat slachtoffers genotificeerd worden, maar: ‘Dit gebeurt echter niet automatisch. De afweging of slachtoffers genotificeerd moeten worden is maatwerk, waarbij het perspectief van het slachtoffer mede leidend is’. Hoewel de rapporteur het goed vindt dat het perspectief van slachtoffers hierin een rol speelt, gaat dit haar niet ver genoeg. De Nationaal Rapporteur pleit ervoor dat elk geïdentificeerd slachtoffer van kinderpornografiestandaard gevraagd wordt of hij of zij in toekomstige zaken genotificeerd wil worden. Dettmeijer: ‘De keuze of slachtoffers genotificeerd worden moet volledig bij het slachtoffer of bij de ouders van het minderjarige slachtoffer liggen. Zij zijn zelf in staat deze afweging te maken. De politie en het OM zouden dit niet in hun plaats moeten doen.’ Deze gang van zaken is in de Verenigde Staten al jarenlang praktijk. Ook in Nederland staat hier vanuit juridisch oogpunt niets aan in de weg: naar de Nederlandse wet heeft elk slachtoffer van kinderpornografie het recht zich te voegen als benadeelde partij in een strafzaak tegen verdachten die afbeeldingen van hun misbruik in bezit hebben.
Internationale obstakels
Kinderpornografie is een complex delict met vaak een grensoverschrijdend karakter, en het onderwerp raakt dan ook alle landen ter wereld. De Nationaal Rapporteur pleit ervoor om zowel op nationaal als op internationaal niveau na te denken over mogelijkheden om schadevergoeding voor slachtoffers van kinderpornografie wereldwijd werkelijkheid te laten worden. Dit voorstel leidde vorige week tot veel bijval tijdens de door INTERPOL georganiseerde internationale conferentie van politiefunctionarissen die zich met dit onderwerp bezig houden.