Statement van scheidend Nationaal Rapporteur Corinne Dettmeijer-Vermeulen
Statement van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen Corinne Dettmeijer-Vermeulen ter gelegenheid van haar afscheid als Nationaal Rapporteur, 13 november 2017.
Dit is mijn laatste statement als Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen. Na elf jaar is dit mijn terugblik en mijn boodschap voor de toekomst. Over de aanpak van mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen heb ik in de afgelopen jaren in totaal 194 aanbevelingen gedaan. Ook over de aard heb ik in de afgelopen jaren veel geschreven en gezegd. Uiteenlopende onderwerpen zoals kinderpornografie, seksueel misbruik, kindersekstoerisme, criminele uitbuiting, mensenhandel in de prostitutie en uitbuiting achter de voordeur zijn uitgebreid aan de orde geweest. Nu wil ik daarom vooral ingaan op de omvang.
Op 18 oktober, de Europese dag tegen mensenhandel, publiceerde ik cijfers over het geschatte aantal Nederlandse minderjarige meisjes die slachtoffer zijn van seksuele uitbuiting: 1320 meisjes. Dat is veel. Bovendien hebben we van deze groep maar zo’n 11 procent in beeld. Het is niet voor niets dat ik deze groep noem. Ik ben geruime tijd kinderrechter geweest. Ik heb in die tijd meerdere meisjes uit huis geplaatst, soms zelfs opgesloten omdat zij ‘het verkeerde vriendje’ hadden. De vreselijke term ‘loverboy’ bestond nog niet. Zo was er een meisje dat jaren later, als volwassen vrouw, op mij afstapte en zei: ‘U was mijn kinderrechter en u hebt mijn leven gered.’ Ik herkende haar niet, het was te lang geleden, maar zij stuurde mij de beschikking tot uithuisplaatsing met mijn handtekening eronder. Dat mijn beslissing om haar te beschermen zoveel voor haar had betekend raakte me.
In mijn jaren als Nationaal Rapporteur heb ik met meer afstand naar deze problematiek gekeken. Maar ook al betreffen alle onderzoeken en aanbevelingen die ik doe gróépen slachtoffers, daders of instellingen; het begint altijd met een verhaal, met één slachtoffer. Hun verhalen staan op mijn netvlies.
De laatste tijd horen we veel verhalen van slachtoffers van seksueel geweld met #MeToo. Onder hen ook velen die als kind slachtoffer werden van seksueel geweld. Naar schatting worden ieder jaar 62.000 kinderen voor de eerste keer slachtoffer van seksueel geweld. Eén op de drie kinderen maakt ooit een vorm van strafbaar seksueel geweld mee. Dat is heel veel. Desondanks beluister ik bij de reacties op #MeToo opmerkingen als: ‘slaat het niet door?’ of ‘het wordt zo groot’. Tegen de mensen die zo reageren wil ik zeggen: het wordt niet groot, het is groot.
Dat het groot was, zagen we bij het misbruik in de katholieke kerk. Dat bestond eerst niet, omdat we het niet wilden zien. Omdat mensen in gezagsposities onaantastbaar waren, of dachten te zijn. Totdat we het zagen en toen bleek het enorm. Hetzelfde gold voor het seksueel misbruik in de jeugdzorg. Ook dat bleef binnenskamers, totdat dat niet meer kon, omdat de geluiden te talrijk waren. Het ging in die gevallen vaak om seksueel geweld tussen leeftijdsgenoten, pubers. Maar de kinderen in de jeugdzorg werden niet gehoord, niet geloofd. Ze kregen soms zelfs straf als ze erover spraken. En nog steeds hebben pubers moeite om geloofd te worden door instanties wanneer ze vertellen over seksueel misbruik. Ook in de sport komen steeds meer verhalen van seksueel misbruik naar buiten. De commissie De Vries komt voor het einde van het jaar met een onderzoek hiernaar.
Het gaat over heel veel slachtoffers en heel veel daders. Niet alleen in de analoge wereld, maar ook online. Je zou zeggen: een groot maatschappelijk probleem. En toch is er geen woord aan gewijd in het regeerakkoord. Dat vind ik gek. De tijd dat de overheid zich afzijdig kan houden, kan doen alsof de omvang irrelevant is, is sinds de rapporten van Deetman (de katholieke kerk), Samson (de jeugdzorg), mijn rapporten en #MeToo wel voorbij. De gevolgen voor slachtoffers, hun naasten, soms ook overgaand naar een volgende generatie, zijn immens. En deze gevolgen hebben ook een economische betekenis: kinderen die zich op school niet kunnen concentreren, volwassenen die niet mee kunnen doen in het maatschappelijk leven; psychische en somatische klachten. Seksueel misbruik ontwricht levens.
Alle reden dus voor de overheid om alles wat in haar macht ligt in te zetten om seksueel geweld te voorkomen en te signaleren. En om niet te wachten tot de volgende sector zich aandient en dan weer een commissie te benoemen. Alle reden dus voor aandacht in het regeerakkoord. Ik hoop dan ook dat de ontwikkeling die is ingezet met het aan de kaak stellen van het misbruik binnen de katholieke kerk doorzet, totdat niemand meer denkt dat hij ‘weg kan komen’ met het beschadigen van de seksuele integriteit van een kind. De #MeToo-beweging zie ik ook in dat licht.
Het bewustzijn van en de kennis over mensenhandel is in de afgelopen jaren beduidend toegenomen. Dit geldt voor de professionals die rechtstreeks met de aanpak te maken hebben, maar ook voor hen die er wat verder vanaf staan. Vorige week werd bekend dat 30.000 politiemensen getraind gaan worden in het herkennen van signalen, om er vervolgens voor te zorgen dat de juiste experts ingeschakeld worden. Vorige week bracht ik ook mijn Tiende en laatste rapportage mensenhandel uit. Mijn aanbeveling daarin, om medische professionals te betrekken bij dat eerstelijns signaleren, werd omarmd. Zo blijft het bewustzijn zich uitbreiden. De media hebben daarin ook een positieve rol gespeeld. Het zijn de media die de kennis en informatie over mensenhandel verspreiden, die de urgentie duidelijk maken en daardoor het algemeen publiek betrekken bij dit onderwerp.
Mensenhandel staat wél genoemd in het regeerakkoord. Dat is goed. De aanpak van mensenhandel in de seksindustrie wordt versterkt en voor de Inspectie SZW is substantieel geld uitgetrokken. Dat betekent ook meer geld en aandacht voor de opsporing van arbeidsuitbuiting. En toch ben ik nog niet tevreden. Mensenhandel ondermijnt de samenleving; niet alleen worden slachtoffers direct geraakt, ook hun familie en naasten zijn slachtoffer. En ook de samenleving als geheel. Ik, wij, willen niet wonen in een maatschappij waarin mensen gebruikt worden als wegwerpartikel. En de verantwoordelijkheid om daar tegen op te treden ligt bij ons allemaal. En dát bewustzijn is er nog niet.
En dat kan er wel komen. We zijn ons bijvoorbeeld zeer bewust of champignons al dan niet biologisch geteeld zijn; dat keurmerk vinden we normaal. Net zo normaal moeten we het vinden om ook te kijken wie de champignons hebben geplukt en onder welke omstandigheden. De enkele initiatieven die we daarvan zien moeten gemeengoed worden. In Zondag met Lubach konden we gisteren zien dat we nog een lange weg te gaan hebben, als het gaat over transparantie over wie onze kleding maakt, maar dát hij dat liet zien is een stap in de goede richting.
Ik heb het als een voorrecht ervaren mijn mandaat te vervullen. De dingen die ik heb bereikt, heb ik bereikt in en met het veld. Die samenwerking, ook als ik forse kritiek uitte of lastige aanbevelingen deed, heb ik altijd buitengewoon gewaardeerd. Zo ook het vertrouwen dat die samenwerking heeft gekenmerkt. Daarvoor bedank ik iedereen met wie ik heb samengewerkt in de afgelopen elf jaar.
Ik heb de afgelopen jaren de overheid geadviseerd over de aanpak van mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen. Ik heb gerapporteerd over de aard en de omvang. Ik heb ook geprobeerd de aandacht te vergroten, door keer op keer te bepleiten wat er anders moest, beter moest en waarom we ons hier iets van aan moeten trekken. Want mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen zijn niet alleen mijn probleem, en het zijn ook niet alleen problemen van de overheid. Daarom doe ik een beroep op iedereen: het is net zo goed uw probleem. Van ons, als maatschappij. Daarmee ligt een maatschappij waarin mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen steeds minder voorkomen ook in onze handen. Door ons steeds bewust te zijn van die verantwoordelijkheid komt die maatschappij hopelijk steeds iets dichterbij.