Aanpak seksueel geweld tegen kinderen versnipperd
Seksueel geweld tegen kinderen is onvoldoende een thema bij de overheid. Dat constateert de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen in de vandaag verschenen Slachtoffermonitor seksueel geweld tegen kinderen 2017-2018. Volgens de rapporteur zijn er verschillende programma’s en initiatieven die aandacht vragen voor specifieke vormen van seksueel geweld tegen kinderen, maar ontbreekt de samenhang en coördinatie voor de gehele aanpak. Ook pleit hij voor meer aandacht voor de aanpak van seksueel geweld tegen kinderen op regionaal niveau.
De aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling heeft prioriteit voor het huidige kabinet. Seksueel geweld tegen kinderen zien zij als één van de meest ernstige vormen daarvan, waar specifieke aandacht voor moet zijn. Het is volgens Nationaal Rapporteur Herman Bolhaar echter onduidelijk wat tot nu toe wordt gedaan om daar invulling aan te geven. Bovendien vallen seksueel geweld gepleegd door leeftijdsgenoten en online seksueel geweld buiten kindermishandeling, en dus ook grotendeels buiten de beleidsplannen daarvoor. Bolhaar: ‘Hoe de aanpak samenhangt met andere beleidsprogramma is ook niet duidelijk. Seksueel geweld kent vele verschijningsvormen. Maar de gemene deler is: het recht op veiligheid en een gezonde ontwikkeling van kinderen wordt geschaad. Als we daar iets aan willen doen, moet op een rij worden gezet wat er al gebeurt en wat er nog mist. Daarbij mogen we geen kinderen over het hoofd zien.’
Gemeenten als aanjager
Niet alleen de landelijke overheid moet volgens de rapporteur aan de slag. Ook op regionaal niveau wil hij seksueel geweld tegen kinderen meer op de kaart zetten. Dat wordt ook van gemeenten gevraagd in het kabinetsprogramma Geweld Hoort Nergens Thuis. In dat programma is speciale aandacht voor seksueel geweld, maar de helft van alle regio’s geeft aan dat ze daar nog niks aan doen. Bolhaar betreurt dat: ‘In elke gemeente zijn kinderen die kwetsbaar zijn voor seksueel geweld. Daarom moeten gemeenten daar alert op zijn in alles wat ze doen. Wat voor vermoedens worden gemeld bij de regionale Veilig Thuis, die gemeenten aansturen? Is er in de lokale wijkteams iemand met kennis over seksualiteit en seksueel geweld? Kopen ze goede jeugdhulp in voor kinderen die dit overkomt? Ze moeten een aanjager zijn voor dit moeilijke onderwerp.’
De juiste hulp
In de slachtoffermonitor brengt de Nationaal Rapporteur tweejaarlijks in beeld hoeveel kinderen hulp krijgen voor seksueel geweld. Maar dat beeld is verre van compleet, stelt Bolhaar. Zo is de registratie van Veilig Thuis bijvoorbeeld nog onvoldoende betrouwbaar om uitspraken te doen over hoeveel kinderen bij hen worden gemeld vanwege seksueel misbruik. Wel is bekend hoeveel kinderen bij de Raad voor de Kinderbescherming in beeld zijn vanwege seksueel geweld. Bij deze kinderen is regelmatig ook sprake van verslaving, een verstandelijke beperking of psychiatrische problemen in het gezin en vaak zijn er al meerdere jeugdhulptrajecten geweest. Toch bleek dat wanneer de rechter hen onder toezicht stelde zij in 15 procent van de gevallen niet binnen zes maanden jeugdhulp kregen. Daar maakt Bolhaar zich zorgen over: ‘Bij deze kinderen oordeelt de kinderrechter dat hun veiligheid in gevaar is. Dan moet er snel goede hulp komen, omdat zeker bij seksueel geweld het risico groot is dat ze opnieuw slachtoffer worden. Daarom vind ik het belangrijk dat de minister voor Rechtsbescherming samen met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gaat onderzoeken of de maatregelen die de rechter oplegt om deze kwetsbare kinderen te helpen goed werken.’
Naar schatting bijna de helft van de meisjes en 1 op de 5 jongens maakt in zijn jeugd een strafbare vorm van fysiek seksueel geweld mee. Maar dat blijft volgens de Nationaal Rapporteur nog vaak verborgen: ‘Seksueel geweld signaleren is, ook voor professionals, ontzettend moeilijk en kinderen praten er zelf niet makkelijk over. Bovendien heeft het vaak verstrekkende gevolgen voor kinderen. Daarom doe ik een oproep om het gesprek over seksueel grensoverschrijdend gedrag te voeren: thuis, op school, tussen jongeren onderling. Iedereen moet zich veilig voelen om erover te praten.’