Aanpak mensenhandel: duidelijke keuzes nu nodig

Slachtoffers van mensenhandel komen weer iets meer in beeld bij het Coördinatiecentrum tegen Mensenhandel (CoMensha). Het aantal gemelde slachtoffers nam toe van 814 in 2022 naar 868 in 2023. Toch zijn er in de aanpak van mensenhandel meerdere structurele problemen die bijzonder hardnekkig blijken. Zo kwamen er in 2023 nog maar 52 minderjarige slachtoffers in beeld. Ook is het zicht op slachtoffers van binnenlandse seksuele uitbuiting verder gedaald. En werden zo’n 600 slachtoffers gemeld die niet konden worden meegenomen in de registraties vanwege privacy redenen. Daarnaast is het aantal aangiften mensenhandel tussen 2020 en 2023 met 34% afgenomen en blijft de strafrechtelijke aanpak van internationale seksuele uitbuiting en van arbeidsuitbuiting achter. Dat blijkt uit de Monitor mensenhandel 2019-2023 die vandaag verschijnt.

‘In de afgelopen jaren zijn er veel adviezen en rapporten verschenen met aanbevelingen voor de aanpak van mensenhandel. Alle betrokken organisaties onderschrijven de probleemanalyses en aanbevelingen, maar ze leiden niet tot de noodzakelijke, concrete stappen en fundamentele keuzes die nodig zijn’, stelt Nationaal Rapporteur Conny Rijken. ‘Structurele veranderingen zijn nodig én mogelijk, daar ben ik van overtuigd. Bijvoorbeeld door meer duidelijkheid te scheppen in de rollen en verantwoordelijkheden van alle verschillende professionals en organisaties die zich inzetten voor de aanpak van mensenhandel.’

Online signalering minderjarige slachtoffers versterken

Het zicht op minderjarige slachtoffers van mensenhandel is verder verslechterd. In de registraties van CoMensha komt nu nog maar een fractie van het geschatte aantal minderjarige Nederlandse slachtoffers van seksuele uitbuiting voor. ‘Dat minderjarige slachtoffers momenteel zo goed als van de CoMensha-radar zijn verdwenen, is niet acceptabel’, benadrukt de Nationaal Rapporteur. ‘Het gaat immers om de meest kwetsbare slachtoffers.’ Hulporganisaties die online met minderjarigen in contact komen zien meer mogelijke minderjarige slachtoffers. De Nationaal Rapporteur beveelt daarom de ministers van Justitie en Veiligheid en van Volksgezondheid, Welzijn en sport aan om de mogelijkheden voor online contact en signalering uit te breiden. ‘De laagdrempeligheid van online contact kan voor (minderjarige) slachtoffers een uitkomst zijn om zich toch te melden. Dit is bovendien een goede manier om slachtoffers te kunnen doorverwijzen naar de hulpverlening. Daarnaast is het belangrijk om te verkennen hoe deze online contacten verwerkt kunnen worden tot unieke slachtoffermeldingen bij CoMensha, zodat er een meer compleet zicht ontstaat op minderjarige slachtoffers.’

Uniforme prostitutiecontroles in alle gemeenten voor meer zicht op seksuele uitbuiting

Ook het zicht op (binnenlandse en internationale) seksuele uitbuiting vermindert. Er zijn meerdere redenen waarom het moeilijk is om zicht te houden op deze vormen van mensenhandel. Allereerst werken daders van mensenhandel meer online en mobiel en blijven daarmee uit het zicht. Ook vindt de uitbuiting steeds vaker plaats in minder zichtbare prostitutiesectoren, zoals de thuisprostitutie en de escort. Daar komt bij dat sekswerk vanuit huis in veel gemeenten nog niet is gereguleerd en er grote verschillen zijn in de uitvoering van het toezicht op sekswerk. ‘Het is belangrijk dat de prostitutiecontroles worden uitgevoerd en wel in alle gemeenten op een vergelijkbare manier, zodat uitbuiters geen kans krijgen om zich te verplaatsen naar gemeenten waar de pakkans laag is’, stelt Rijken. ‘De lopende gesprekken tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Nationale Politie hierover zijn een belangrijke eerste stap, maar ze hebben nog niet geleid tot een landelijke aanpak of een wijziging in de huidige praktijk. Daarom pleit ik voor een landelijke uniforme werkwijze. En daarnaast voor landelijke kwantitatieve doelstellingen voor de controles, zodat we inzicht krijgen in de resultaten van een landelijke aanpak en we die aanpak regelmatig kunnen evalueren en bijsturen als dat nodig is.’

Van plannen naar concrete acties

Verder ziet de Nationaal Rapporteur vooral zorgpunten terugkomen die zij in eerdere rapporten heeft benoemd. Zo neemt het aantal aangiften mensenhandel bij de politie al jaren af, terwijl het aantal gesignaleerde incidenten stabiel blijft. Ook dit jaar steeg het aantal sepots weer. De opsporing en vervolging van internationale seksuele uitbuiting gaat moeilijk door het vaak regio-overstijgende en internationale karakter. In 2023 is bijvoorbeeld het aantal meldingen van Latijns-Amerikaanse slachtoffers verdubbeld. Een trend die ook in andere landen zichtbaar is. Deze stijging is echter niet terug te zien in de strafrechtelijke aanpak en nog te vaak worden deze zaken afgedaan als mensensmokkel. Daarnaast blijft de strafrechtelijke aanpak van arbeidsuitbuiting nog steeds achter. Zo deed de rechter in 2023 slechts twee keer uitspraak over arbeidsuitbuiting. Dit terwijl een groot deel van alle bij CoMensha gemelde slachtoffers slachtoffer van arbeidsuitbuiting is. Tot slot bestaan de knelpunten in de opvang en hulpverlening van slachtoffers nog steeds. Zo lukt het vaak niet om voor slachtoffers geschikte eerste opvang te vinden en stokt de doorstroom in de opvang en hulpverlening.  Deze knelpunten zijn verbonden met de decentralisatie en de marktwerking en een gebrek aan een nationaal verwijsmechanisme.

De Nationaal Rapporteur constateert dat op al deze punten haar eerdere aanbevelingen, de acties uit het Actieplan Samen tegen mensenhandel en financiële investeringen (nog) onvoldoende tot het gewenste resultaat leiden. Ze dringt erop aan om de bestaande plannen snel om te zetten in concrete acties die de knelpunten daadwerkelijk verhelpen en meer fundamentele keuzes in de vormgeving van de aanpak. ‘De complexiteit van mensenhandel neemt alsmaar toe en richt grote schade aan bij slachtoffers en in de maatschappij. Naast de concrete acties moet de effectiviteit van de integrale aanpak van mensenhandel worden vergroot door deze beter te organiseren, zodat professionals zich kunnen richten op de kern van hun taak en niet bezig hoeven zijn met het organiseren van de randvoorwaarden voor hun werk.’