Gewogen risico. Deel 2: Behandeling opleggen aan zedendelinquenten
Het opleggen van een behandeling aan zedendelinquenten gebeurt niet volgens de best beschikbare methode. Dat blijkt uit het tweede deel van het rapport 'Gewogen risico' van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen. De rapporteur heeft hiervoor onderzoek gedaan naar de wijze waarop het risico op herhaling bij verdachten van zedendelicten wordt vastgesteld en of de behandeling die zij vervolgens opgelegd krijgen, aansluit bij het recidiverisico.
Download 'Gewogen Risico deel 2: behandeling opleggen aan zedendelinquenten'
Download 'Factsheet Gewogen Risico deel 2 (interactief)'
Download 'Factsheet Gewogen Risico deel 2 (voor mobiel)'
De Nationaal Rapporteur onderzocht de adviezen die de reclassering en gedragsdeskundigen geven aan de officier van justitie en de rechter. Het onderzoek beantwoordt de volgende vragen: 1. Schatten reclassering en gedragsdeskundigen de kans op recidive op de juiste manier in? Hier zijn beproefde methodes voor, worden die in Nederland toegepast? 2. Sluit de geadviseerde en opgelegde behandeling aan bij de kans op recidive? Het antwoord op die vragen is nee en niet voldoende.
De beste methode is beschikbaar
Om het risico juist in te kunnen schatten wordt in onder meer het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Australië en Canada gebruik gemaakt van de actuariële methode. Dit is een wetenschappelijk onderbouwde methode, die breed aanvaard wordt als de best beschikbare. Deze methode, die inhoudt dat het risico wordt bepaald door het scoren van een gevalideerd instrument, levert de beste voorspelling op van latere recidive. Een verdachte hoeft bovendien niet mee te werken aan het onderzoek om zo’n instrument in te zetten, wat betekent dat vaker een uitspraak mogelijk is.
Niet de best beschikbare methode gebruikt
In de Nederlandse praktijk krijgt deze methode nog geen navolging. De Nationaal Rapporteur constateerde dat gedragsdeskundigen en reclassering in respectievelijk 47 procent en 23 procent van de zaken géén uitspraak doen over het recidiverisico. In 22 procent van de zaken doen de gedragsdeskundigen een uitspraak over risico zonder gebruik van enig instrument. Wanneer gedragsdeskundigen en reclassering wel een instrument gebruiken, gebruiken ze dat slechts als hulpmiddel en is het niet bepalend voor de beschrijving van het risico. Nationaal Rapporteur Corinne Dettmeijer: ’Het is van groot belang dat de beste methode ook leidend is in het advies aan de rechter. Gedragsdeskundigen en reclasseringswerkers kunnen niet voorspellen of iemand zal recidiveren. Niemand kan immers in de toekomst kijken. Daarom is het gebruiken van een wetenschappelijke methode zo belangrijk.’
Te weinig of te veel behandeling
Behandeling van een zedendelinquent kan alleen effectief zijn als zijn behandeling aansluit op diens risico op herhaling. Uit het onderzoek blijkt echter dat de opgelegde behandeling in Nederland onvoldoende aansluit bij het recidiverisico. Doordat niet de juiste methode wordt gebruikt, is niet betrouwbaar af te leiden wat het risico is dat een zedendelinquent in herhaling valt. Daarmee is ook niet af te leiden wat de juiste behandeling zou zijn en ontstaat een risico op onder- of overbehandeling. Te weinig behandeling is gevaarlijk: een zedendelinquent zou in herhaling kunnen vallen terwijl dit voorkomen had kunnen worden. Maar ook te veel behandeling voor een delinquent met een laag recidiverisico is niet goed: de kans op recidive kan dan juist toenemen. Dettmeijer: ‘Niemand wil dat zedendelinquenten opnieuw slachtoffers maken. En toch gebruiken we in Nederland nu niet alles wat beschikbaar is om die kans zo klein mogelijk te maken.’