Mensenhandel in en uit beeld: cijfers mogelijke slachtoffers
Meer mogelijke slachtoffers van mensenhandel kwamen in 2014 in beeld. De grootste groep mogelijke slachtoffers is uitgebuit in de seksindustrie, maar het aandeel slachtoffers van uitbuiting buiten de seksindustrie nam toe. In 2014 deden minder buitenlandse slachtoffers een beroep op de verblijfsregeling mensenhandel. Het aantal schadevergoedingen aan slachtoffers nam juist weer toe. Meer mensenhandelaren zijn veroordeeld, maar de gemiddelde duur van de opgelegde straffen nam af. Dat blijkt uit onderzoek van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen op basis van cijfers over de periode 2010-2014. De vier publicaties bevatten cijfers over mogelijke slachtoffers, vreemdelingrechtelijke bescherming, schadevergoedingen, en vervolging en berechting.
Meer mogelijke slachtoffers mensenhandel geregistreerd
Mogelijke slachtoffers van mensenhandel worden geregistreerd door CoMensha. In 2014 registreerde de organisatie 1.561 mogelijke slachtoffers. In 2013 waren dat er 1.437. “De stijging in het aantal geregistreerde mogelijke slachtoffers zegt niets over de totale omvang van mensenhandel in Nederland”, aldus de Nationaal Rapporteur Corinne Dettmeijer-Vermeulen. “Het is bijvoorbeeld mogelijk dat mensenhandel door instanties beter is herkend en geregistreerd.” Net zoals in voorgaande jaren gaat het meestal om vrouwen (84%). Nog steeds is bijna één vijfde van de mogelijke slachtoffers minderjarig. De grootste groep mogelijke slachtoffers heeft de Nederlandse nationaliteit (30%), gevolgd door de Roemeense (14%), Bulgaarse (10%), Poolse (6%) en Hongaarse (6%) nationaliteit. Er worden steeds minder mogelijke slachtoffers uit (West)-Afrika aangemeld. De vraag blijft of daadwerkelijk sprake is van minder (West-)Afrikaanse slachtoffers in Nederland of dat zij zich meer dan voorheen aan het zicht onttrekken of dat minder aandacht bestaat voor de signalering dan wel melding van deze slachtoffers.
Uitbuiting buiten seksindustrie meer in beeld
“Continue aandacht voor uitbuiting buiten de seksindustrie blijft nodig”, zo benadrukt de Nationaal Rapporteur. Hoewel in 2014 nog steeds de grootste groep mogelijke slachtoffers van mensenhandel is uitgebuit in de seksindustrie (66%), zijn in 2014 meer gevallen van uitbuiting buiten de seksindustrie gemeld dan in 2013. Deze uitbuiting vond met name plaats in de horeca, huishouding, scheep- en binnenvaart en in de land- en tuinbouw.
Minder vaak beroep op verblijfsregeling mensenhandel
Slachtoffers hebben bij de geringste aanwijzing van mensenhandel het recht om gebruik te maken van maximaal drie maanden bedenktijd, waarin zij tot rust kunnen komen en kunnen nadenken over het meewerken aan de opsporing dan wel vervolging. Als een slachtoffer na de bedenktijd besluit mee te werken aan de opsporing dan wel vervolging dan geldt deze medewerking als een aanvraag voor het tijdelijk verblijfsrecht mensenhandel. Het aantal keer dat slachtoffers gebruik maakten van de bedenktijd is gedaald van 223 keer in 2013 naar 174 keer in 2014. Ook het aantal aanvragen is iets gedaald: van 268 in 2013 naar 251 in 2014. Niet altijd volgt na de bedenktijd een aanvraag voor het tijdelijk verblijfsrecht. Dit was met name het geval voor Midden- en Oost-Europese en voor minderjarige slachtoffers. Aanvragen voor het tijdelijk verblijfsrecht worden doorgaans ingewilligd.
Slachtoffers mensenhandel krijgen vaker schadevergoeding
Slachtoffers van mensenhandel hebben recht op schadevergoeding. De rechter legde in 2014 aan meer daders vaker een schadevergoedingsmaatregel op, namelijk 45 keer. Driekwart van die schadevergoedingsmaatregelen werd in het kader van de voorschotregeling aan het slachtoffer uitgekeerd, omdat de dader binnen acht maanden niet of niet volledig aan zijn betalingsverplichting had voldaan. Buiten het strafrecht of civiel recht kunnen slachtoffers een aanvraag voor een financiële tegemoetkoming indienen bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven. In 2013 en 2014 besloot het Schadefonds over in totaal 119 aanvragen van slachtoffers mensenhandel. Driekwart van deze aanvragen was toegekend, een substantiële stijging die mogelijk een gevolg is van de aanpassing van het beleid in 2012. Sindsdien wordt mensenhandel als een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf beschouwd, op grond waarvan slachtoffers in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming.
Meer mensenhandelaren veroordeeld, gemiddelde strafduur gedaald
In de periode 2010 tot 2014 kwamen jaarlijks gemiddeld 150 verdachten van mensenhandel voor de rechter. In 2014 kwam de rechter in 76 procent van de gevallen tot een veroordeling voor mensenhandel. In 2010 was dit percentage nog maar 61 procent. Wanneer de rechter veroordeelt, wordt over het algemeen (89%) een onvoorwaardelijke of deels voorwaardelijke vrijheidsstraf opgelegd. Sinds 2010 nam de gemiddelde opgelegde duur ieder jaar toe: van 617 dagen in 2010 naar 804 dagen in 2013. In 2014 nam de gemiddelde duur van opgelegde onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen af tot 665 dagen. De Nationaal Rapporteur zal volgen of deze ontwikkeling zich voortzet, en indien nodig onderzoeken wat hiervan de oorzaak is.