Voorwaarde schrijnend pad aangepast
Bij besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is op 29 maart 2016 het schrijnend pad voor slachtoffers van mensenhandel aangepast. De staatssecretaris versoepelt één van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een tijdelijke verblijfsvergunning mensenhandel. Slachtoffers die geen aangifte kunnen doen moesten voorheen een slachtofferverklaring van de politie overleggen. Thans kan volstaan worden met een verklaring van de politie waaruit blijkt dat er aanwijzingen zijn van mensenhandel. De wijziging is in lijn met een artikel van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen over het schrijnend pad dat vorig jaar verscheen.
Uit het artikel van de Nationaal Rapporteur bleek dat in de eerste drie jaren sinds de invoering van het schrijnend pad minder dan tien aanvragen zijn ingediend. Vanuit het veld kwamen signalen dat de voorwaarde van een slachtofferverklaring te hoog is en dat van de politie niet verwacht kan worden dat ze het slachtoffer officieel identificeren. De staatssecretaris heeft met de wijziging van de voorwaarde duidelijk gemaakt dat de officiële vaststelling van het slachtofferschap van mensenhandel geen harde voorwaarde is om in aanmerking te komen voor een tijdelijk verblijfsrecht conform het schrijnend pad. Voor de meest kwetsbare slachtoffers die geen aangifte kunnen doen zal deze wijziging de drempel verlagen om in aanmerking te komen voor het schrijnend pad.
Schrijnend pad
Het schrijnend pad is een procedure die de meest kwetsbare slachtoffers de mogelijkheid biedt om een (tijdelijke) verblijfsvergunning te krijgen zonder aangifte te doen. Niet alle slachtoffers van mensenhandel zonder verblijfsrecht zijn in staat om na de gebruikelijke drie maanden bedenktijd aangifte te doen. Voor deze groep is in 2010 naast het standaard pad het schrijnend pad gecreëerd. Voorheen moesten deze slachtoffers een slachtofferverklaring van de politie overleggen. Deze verklaring moet vergezeld gaan van een verklaring van de politie dat er sprake is van ernstige dreiging of een verklaring van een arts waaruit blijkt dat het slachtoffer geen aangifte kan doen wegens medische of psychische problemen. Door de huidige wijziging hoeven de slachtoffers geen slachtofferverklaring meer te overleggen, maar een verklaring van de politie waaruit blijkt dat er aanwijzingen zijn van slachtofferschap van mensenhandel.
Conform het schrijnend pad komt het slachtoffer in aanmerking voor een verblijfsvergunning van één jaar. In dat jaar kan het slachtoffer worden behandeld en kan gewerkt worden aan het verminderen van de dreiging vanuit de mensenhandelaar. Dit komt ten goede aan zowel het slachtoffer als aan de opsporing van de mensenhandelaren. Na één jaar wordt opnieuw bekeken of het slachtoffer in staat is om mee te werken met de politie en/of aangifte kan doen.
Twee suggesties
In het artikel van de Nationaal Rapporteur zijn ook twee andere suggesties gedaan om het schrijnend pad beter toe te spitsen op slachtoffers: Ten eerste door het invoeren van een multidisciplinaire screening van de slachtoffers tijdens de bedenktijd, om vast te stellen of medische of psychische problemen ofwel ernstige dreiging in de weg staan van het doen van aangifte. Dit in overeenstemming met de aanbeveling te komen tot een multidisciplinaire risicoanalyse ten behoeve van slachtoffers van mensenhandel die zich bevinden onder alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Ten tweede liggen er mogelijkheden om de bescherming van de meest kwetsbare slachtoffers én de opsporing van mensenhandelaren te verbeteren door het schrijnend pad beter te verbinden aan het standaard pad.
Zie voor meer informatie het artikel ‘Verkenning van het schrijnend pad’ van F. Noteboom en C.E. Dettmeijer-Vermeulen dat verscheen in het tijdschrift Asiel&Migrantenrecht. Het volledige artikel is te downloaden via onderstaande link.
Copyright: Asiel&Migrantenrecht.